De zaak Heringa; eerste ronde
Het zal inmiddels bekend zijn: de rechtbank in Zutphen heeft Albert Heringa schuldig verklaard aan het verlenen van strafbare hulp bij zelfdoding, maar zonder strafoplegging. In mijn in januari van dit jaar verschenen boek Zelfeuthanasie. Een zelfbezorgde goede dood onder eigen regie heb ik deze uitkomst – in mijn ogen niet echt verrassend – voorspeld. En het is natuurlijk altijd aardig als zo’n voorspelling uitkomt.
Maar er is meer, want ik schilderde (pp. 196-199) twee scenario’s. In het meest optimistische scenario zou de uitspraak ook iets opleveren voor nieuwe ‘moek Heringa’s’ en bijbehorende Alberts (m/v) van vandaag en morgen, en niet alleen voor die uit 2008. Het was interessant geweest om de uitspraak – als die overeind was gebleven! – onder dat gezichtspunt te bekijken. Het hoger beroep maakt dat ten dele overbodig. Toch blijft de nu volgende kritische blik op het verloop van de zaak leerzaam, want er valt wel wat aan te merken op de aanpak van de verdediging. En omdat een zaak in hoger beroep weer van vooraf aan begint, geldt voor iedereen – ook voor de verdediging –: nieuwe kansen!
Om die kansen te benutten is het natuurlijk verstandig te kijken naar wat er mis ging. Want wat ging er mis? De verdediging is in drietal, onderling samenhangende, valkuilen verzeild geraakt. De eerste twee kon je van veraf zien liggen en ook op de derde had men alert moeten zijn.
Valkuil een
De NVVE heeft Heringa gesteund. Dat is een uitstekende zaak, want dergelijke steun is belangrijk, financieel, mentaal, moreel. Een groot voordeel was/is dat Albert Heringa bovendien stevig in z’n schoenen staat. Wat er hier echter mis is gegaan, is dat de NVVE iedere terughoudendheid heeft laten varen en Albert Heringa daar geen enkele weerstand tegen heeft kunnen of willen bieden. Het resultaat daarvan is dat Heringa is geworden tot een NVVE-project voor de afschaffing of wijziging (daarover is men graag onduidelijk) van art. 294 (“Manifest 294”) en het in principe voor alle Nederlanders boven de 18 jaar beschikbaar krijgen van dodelijke medicatie (“Coöperatie Laatste Wil” – CLW). Zo ver komt het uiteraard niet, en dat is maar goed ook, want het zou het einde betekenen van onze ‘euthanasiewet’ waar diezelfde NVVE 30 jaar (met succes!) voor gestreden heeft en waar jaarlijks – nu al meer dan tien jaar – enkele duizenden Nederlanders met succes een beroep op doen. Dit is zo evident dat ik dat niet ga uitleggen.
Doordat Heringa voor de rechters zat als ‘project’ en niet als individu, kon hij onvoldoende profijt trekken van die laatste positie, terwijl in zijn individuele positie nu juist zijn kracht lag en ligt. Voor het eerst immers, komt een intieme naaste van iemand die op een weloverwogen wijze zelf zijn leven beëindigde, voor de rechter vanwege verleende hulp. Dus géén hulpverlener of medewerker van een stichting of vereniging die zich beijvert voor de zelfbeschikking over het eigen levenseinde. Die individuele positie, met z’n eigen kracht en dynamiek, is veel te eenvoudig en onnadenkend ingeruild voor de positie van boegbeeld voor een project. De link met dat project had er best mogen zijn, maar op de achtergrond. Heringa had er – in mijn ogen althans – als individu moeten zitten en strijden, niet voor nieuwe of aangepaste regels, maar voor de keuzevrijheid van individuen, zoals zijn ‘moek’.
Valkuil twee
De tweede valkuil hangt hiermee samen. Want deze aanpak heeft er bovendien voor gezorgd dat Heringa’s handelen ter zitting steeds vergeleken werd met diezelfde ‘euthanasiewet’ waartegen het bewust NVVE-project zich richt. Die vergelijking viel uiteraard nadelig uit. De WTL, een betere benaming dan het onuitroeibare ‘euthanasiewet’, regelt het levensbeëindigend handelen door de arts op verzoek van de patiënt: artseneuthanasie. De zelfbezorgde goede dood van moek Heringa is een klassiek voorbeeld van zelfeuthanasie. Helaas voor de verdediging bleken de door de verdediging zelf opgeroepen deskundigen hier alle drie niets vanaf te weten. Iedere poging om de levensbeëindiging door moek Heringa in zijn eigen bijzondere karakter te erkennen, bleef bij hen achterwege. In plaats daarvan werd te pas en te onpas gespiegeld aan de artseneuthanasie en de daarvoor geldende regels.
De onvermijdelijke uitkomst was (en is, en als men niet oppast: zal zijn) dat er op zichzelf veel begrip bestond voor Heringa-anno-2008, maar dat toch vooral bedacht moest worden dat Heringa-anno-2013 helemaal geen zaak van zelfeuthanasie zou hoeven zijn, omdat de ruimte voor artseneuthanasie in een dergelijke situatie zoveel groter was geworden. En in deze uitkomst is geen enkele verdediging van zelfeuthanasie en de bijbehorende zelfbeschikking en keuzevrijheid van een nieuwe ‘moek Heringa’ te bekennen.
Valkuil drie
De verdediging heeft geprobeerd te komen tot ontslag van rechtsvervolging door een “beroep op overmacht in de zin van noodtoestand” (vonnis p. 8 e.v.). Ook dat pakte verkeerd uit omdat het – niet in de laatste plaats door de verklaringen van de deskundigen – Heringa onmiddellijk richting vergelijking met artseneuthanasie trok. Met negatief resultaat. Het vonnis maakt dat overduidelijk.
Maar waarom die “overmacht & noodsituatie”? Zelfs als juridische categorie. Je zegt dan niet: “Edelachtbare, ik heb mijn moeder hulp verleend omdat ik volledig achter haar overtuiging stond dat zij zelf over haar levenseinde mocht beschikken. Op haar 99e had zij in 2008 bepaalde hulp nodig, hulp die overigens fundamenteel ondergeschikt is aan haar keuze.” (nl. voor zelfeuthanasie). Wat je doet is een situatie creëren waarin je gaat zeggen: “Ik wilde misschien wel anders, maar ik kon niet anders, en die nood heb ik als overmacht ervaren.” Dat is niet sterk en weinig principieel. De rechtbank pluist dat bovendien uit en komt, met hulp van de deskundigen van de verdediging(!), tot de conclusie dat het wel degelijk anders had gekund: “Gezien al het bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat bij voorbaat geen reële alternatieven voorhanden waren voor het op waardige wijze realiseren van het zelfgekozen levenseinde van betrokkene.”(p. 15; het bedoelde “reële” alternatief is artseneuthanasie).
Je kunt daar als verdediging over gaan bakkeleien, maar je blijft dan wel vrijwillig in je valkuil van artseneuthanasie zitten.
Hoger beroep
Na de uitspraak begon natuurlijk het grote speculeren over hoger beroep. De verdediging riep meteen dat dat waarschijnlijk was. In mijn ogen ondoordacht. Uiteindelijk ging eerst het OM – ontevreden over de afwezigheid van enige, zij het volledig voorwaardelijke, straf – in beroep en vervolgens liet ook de verdediging weten dat te doen. Dat is jammer. Het is leuk voor het project dat voorlopig in de publiciteit blijft, maar voor het resultaat dat er wel degelijk lag, valt het te betreuren. Een schuldigverklaring zónder strafoplegging heeft zeker betekenis voor actuele ‘moek Heringa’s’. Dat valt nu weg.
Op haar website meldt de NVVE aanvullend: “Advocaat Anker liet weten in deze zaak ook verheugd te zijn over de uitspraken van minister Edith Schippers van Volksgezondheid. Zij wil laten onderzoeken of de regels rond euthanasie moeten worden verruimd. De ChristenUnie en de SGP hebben de minister daarover direct om opheldering gevraagd.” Dat is weer interessant pr-gebrabbel, maar men marcheert wel weer vrolijk richting de valkuil van artseneuthanasie. Die commissie van minister Schippers gaat immers over artseneuthanasie en over niets anders. Die ontwikkeling is zeker belangrijk, maar Heringa heeft er niks aan en de rechters zullen er des te meer en makkelijker uit concluderen dat een zelfeuthanasie als van moek Heringa helemaal niet meer hoeft! Maar wie maakt dat eigenlijk uit? Wiens keuze is dat eigenlijk?
Rechtbank en hof
Wat zeggen de Zutphense rechters als zij overwegen of er aan Heringa straf moet worden opgelegd (vonnis pp. 17 en 18)? Straf zou opgelegd kunnen worden om de volgende redenen:
Heringa heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van “de – nog vrij recente – wettelijke regeling zoals deze er nu ligt” (p. 17). Bedoeld wordt de wet die artseneuthanasie onder strikte voorwaarden toestaat. Maar niemand is verplicht de weg van artseneuthanasie te volgen. Als Heringa duidelijk maakt dat moek, gehoord hebbende de huisarts, bewust koos voor zelfeuthanasie, vervalt dit punt én is hij maximaal transparant over dit voornemen; de rechtbank vraagt daarom (p. 18).
Verder zegt de rechtbank dat Heringa als niet-arts grote risico’s heeft genomen: “Ook heeft verdachte de woning van zijn moeder verlaten voordat de dood was ingetreden en dus zonder de wetenschap of de medicijnen echt het gewenste resultaat zouden hebben (het rustig overlijden tijdens de slaap) of dat zich complicaties zouden voordoen (het niet rustig overlijden of het overleven met schadelijke gevolgen).”(p. 18). Welnu, niet alleen zijn er nu, anno 2013, veel betere middelen beschikbaar die dat probleem ondervangen, maar Heringa zou er ook een punt mee kunnen maken ten faveure van toekomstige ‘moek Heringa’s’: laat justitie eens naar aard en karakter van haar eigen optreden kijken na zelfeuthanasie en de negatieve betekenis die dat in de levens van de nabestaanden heeft. Misschien zal een toekomstige Albert Heringa dan niet “de woning van zijn moeder verlaten voordat de dood was ingetreden”.
Kortom, de motieven die de rechters opsommen om wél straf op te leggen, komen bij een duidelijke keuze voor zelfeuthanasie te vervallen, zeker anno 2013.
Daar komt dan nog bij dat de motieven om toch géén straf op te leggen onverkort van toepassing zijn en blijven: een innige band; naastenliefde; zijn en haar wens hem bij te staan; het onderling vertrouwen (pp. 18-19).
Wordt een toekomstige Albert Heringa eigenlijk wel opnieuw schuldig bevonden? Heringa-anno-2008 heeft instructies gegeven, de gebruikte middelen verstrekt, actief geholpen bij de voorbereiding, toediening en uitvoering (zie de bewezenverklaring, p. 5 e.v.). Maar een dergelijke mate van actief behulpzaam zijn bij de zelfdoding is tegenwoordig niet (meer) nodig. Zelfs schuldigverklaring is dus lang niet zeker. Nogmaals: op voorwaarde dat een Heringa-anno-2013 de bakens verzet van (de vergelijking met) artseneuthanasie naar zelfeuthanasie.
Vonnis in hoger beroep?
Tja, het valt vanzelfsprekend te verwachten dat de rechters van het hof Albert Heringa met alle egards behandelen. En Heringa hoeft zich echt geen zorgen te maken dat hij moet ‘zitten’. Maar in een juridisch vonnis hebben de vermelde overwegingen van “een innige band; naastenliefde; zijn en haar wens haar bij te staan; het onderling vertrouwen” weinig te zoeken. De hogere rechter zal zich daardoor – juridisch – weinig laten imponeren. En dus verwacht ik dat Heringa niet alleen opnieuw schuldig verklaard wordt, maar nu met een maand voorwaardelijk. En dat is een stap terug. Maar laten we optimistisch proberen te zijn: er blijven kansen aanwezig, want de zaak, een geval van hulp door een intieme naaste bij zelfeuthanasie, begint opnieuw, bij nul.
(16-11-2013)