‘Ik neem de doodswens serieus’
Vrij Nederland 26-08-2006
Door Malou van Hintum
Ton Vink is suïcidecounselor. Mensen met een doodswens kunnen bij hem terecht. Niet om onmiddellijk het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen, maar om te praten over wat hen bezielt. Binnenkort is dat misschien niet meer mogelijk, want Vink moet voor de rechtbank verschijnen omdat het Openbaar Ministerie (OM) hem ervan beschuldigt informatie over hulp bij zelfdoding te geven. “Ik vind het belangrijk dat iemand weet waar hij mee bezig is.”
Ton Vink (53) is filosoof. Een verlichtingsfilosoof, zegt hij zelf. “Dat betekent dat zelfbeschikking voor mij een belangrijk thema is. Die zelfbeschikking, met al haar beperkingen, strekt zich uit over het hele leven, dus ook over het levenseinde.”
Naast filosofisch raadsman is Vink daarom ook suïcidecounselor. Voor zolang dat nog mogelijk is, want binnenkort moet hij voor de rechtbank verschijnen. Het Openbaar Ministerie (OM) beschuldigt hem ervan informatie over hulp bij zelfdoding te geven. “Het gaat om informatie uit de publicatie Humane zelfdoding van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek naar Zorgvuldige Zelfdoding,” zegt Vink, die niet ontkent. “Dat is een openbare bron.”
In het boekje worden methoden van zorgvuldige zelfdoding uiteen gezet. Het is vergelijkbaar met het zogenaamde “Schotse boekje” dat mensen die minstens drie maanden lid zijn van de NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde) daar kunnen bestellen. Mocht Vink veroordeeld worden, dan is de Ledenondersteuningsdienst van de NVVE dus ook strafbaar.
Als zelfs informeren over zelfdoding strafbaar wordt, is dat een heel nieuwe ontwikkeling. Middelen verschaffen en instructies geven tijdens het uitvoeren van de zelfdoding, is al langer illegaal. Willem Muns, voormalig counselor van Stichting De Einder, een organisatie voor mensen met een doodswens waaraan ook Vink is verbonden, werd vorig jaar maart door de Hoge Raad veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk. Hij had op verzoek van een eenentachtigjarige mevrouw met verstijfde gewrichten een jampotje opengedraaid. Ook legde hij, samen met vier anderen, twee plastic zakken klaar en deed een elastiek om haar nek.
Dat zou je nog als concrete hulp bij zelfdoding kunnen kwalificeren. Nu Vink op het matje wordt geroepen, lijkt het erop dat het OM de niet-strafbare bijstand van suïcidecounselors wil beperken tot het verstrekken van algemene informatie en morele steun. Daarbij is onduidelijk wanneer sprake is van ‘algemene’ informatie, van ‘advies’ en van een ‘instructie’. Want is een counselor strafbaar wanneer hij iemand informeert over de werkzaamheid van de medicijnen die deze persoon in verband met zijn zelfdoding heeft aangeschaft, of niet?
Vink: “Medicijnen kun je tegenwoordig gemakkelijk via internet krijgen, dat valt niet tegen te houden. Juist omdat dat geen probleem is, is controle erop belangrijk. Ik vind het belangrijk dat iemand weet waar hij mee bezig is, voor zichzelf en voor zijn omgeving.”
Dat mensen met medicijnen gemakkelijker overgaan tot zelfdoding dan mensen die daar niet over beschikken, klopt volgens Vink niet. “Mensen ontlenen een bepaalde geruststelling aan het bezit ervan, en leven daardoor vaak langer. De wetenschap dat ze hun leven kunnen beëindigen op het moment waarop zij dat zelf willen, is vaak al voldoende.”
Vink is een van de twaalf suïcidecounselors die samenwerken met Stichting De Einder. Van de 393 mensen die in 2005 de counselors benaderden, staan er inmiddels zesenveertig als overleden geregistreerd. Het zou kunnen dat er iets meer dood zijn, omdat niet altijd bekend is hoe het met een hulpvrager afloopt.
Het overgrote deel van de mensen die een beroep doen op de counselors, bereidt zich voor op eventualiteiten, zegt Vink. “Ze vragen ons: als ik het nodig vind, waar moet ik dan aan denken? Wat zijn de mogelijkheden? Hoe kan ik het aankaarten bij de huisarts en waar kan ik op rekenen? Uiteindelijk sterven veel mensen een natuurlijke dood, zonder middelen te gebruiken.”
Veel hulpvragers zijn bang voor de gevolgen van lichamelijke aftakeling. Kanker, parkinson, aids. Vink: “Ze willen best een aantal behandelingen ondergaan, maar ze willen niet overgeleverd raken aan de zorg. Als het erop aan komt, willen ze hun leven in eigen hand houden. Vaak hebben zulke mensen in hun omgeving een ontluisterend sterven meegemaakt. Ze nemen na zo’n ervaring contact op met een van de counselors. Ze hebben volstrekt geen haast.”
De meeste counselors die samenwerken met Stichting De Einder komen uit de zorg. Behalve Vink is er nog een filosoof actief, en ook iemand die uitvaartbegeleiding heeft gedaan. Opmerkelijk genoeg zijn er tot nu toe geen counselors met een psychologische of psychiatrische achtergrond. “Als het goed is, komen zij op hun werk al met deze problematiek in aanraking,” zegt Vink. “Al is het wel zo dat de meeste psychologen en psychiaters aan een behandeling vaak de voorwaarde verbinden dat er niet over de doodswens wordt gesproken. Ze zijn bang dat de doodswens in stand blijft of zelfs wordt gestimuleerd door erover te praten.” Al is die huivering invoelbaar, het blijft vreemd dat nou juist het probleem waarvoor iemand hulp zoekt, niet aan de orde mag komen.
Die handelswijze illustreert hoe groot het taboe op zelfdoding is. Toch toont de sociale omgeving, met name partner en kinderen, in tweede instantie meestal wel begrip voor de overwegingen van de potentiële zelfdoder. Maar dat geldt vooral als iemand fysiek aan het aftakelen is. Mensen in psychische nood krijgen nauwelijks steun.
Vink: “Ik kan zelf ook niet wezenlijk begrijpen dat iemand psychisch zó kan lijden dat hij niet meer wil leven. Dat wíl ik ook niet begrijpen, want ik wil zo iemand niet aanmoedigen een einde aan zijn leven te maken. Maar ik neem zijn doodswens wel serieus. Zulke mensen hebben vaak een behandelingsgeschiedenis van twintig, dertig jaar achter de rug, die hebben een lang verhaal te vertellen. Wat we doen, is kijken hoe je het leven toch nog draaglijk kunt maken. Wat zijn de perspectieven van andere behandelingen? Is alles al geprobeerd? Mensen hebben vaak eens per week een oppervlakkig gesprekje bij de Riagg, of zien elke zes weken een psychiater die pillen voorschrijft. Daar hebben ze meestal niets aan.” Ze kijken nooit hoe ze iemand naar de dood kunnen helpen, zegt Vink.
Hij spreekt zo’n honderd cliënten per jaar, met name mensen van rond de zestig jaar en tachtigplussers. Met eenderde daarvan heeft hij intensief contact. “De echte ouderen komen uit alle lagen van de bevolking. Die lezen in de krant over euthanasie en denken dat wij die uitvoeren als zij daarom vragen. Die mensen zijn al geholpen met uitleg daarover.”
De mensen van rond de zestig zijn in de regel wat ontwikkelder. Het zijn mensen die het sterven van hun ouders hebben meegemaakt en nu vooruit denken, over hun eigen levenseinde. De veertigers die contact zoeken, zijn een problematische groep. Het zijn mensen die een fysiek probleem hebben dat op korte termijn een dramatische wending kan nemen. Maar er zijn ook mensen bij die al twintig jaar psychiatrisch behandeld zijn en de balans opmaken. Ze zijn te moe geworden om na elke nieuwe inzinking weer op te krabbelen.
”Die gesprekken zijn heel lastig. Dan ben ik heel voorzichtig, maak ik vervolgafspraken, probeer ik een vertraging in te bouwen. Je moet altijd voorkomen dat iemand een drastische stap zet terwijl dat anders zou kunnen.”
Impulsieve zelfdoders zijn bij De Einder aan het verkeerde adres. “Wanneer je in paniek bent of in een depressie zit, is dat niet het moment om een einde aan je leven te maken. Je moet die stap zo zorgvuldig mogelijk zetten, op een moment dat je evenwicht zo groot mogelijk is,” zegt Vink.
Daarom vraagt hij mensen na een eerste telefonisch gesprek om de informatiebrochure te bestellen en daarna een vervolgafspraak te maken. Van een zelfdodingsadvies is helemaal nooit sprake. Ook is het niet zo dat de consulenten pillen voorschrijven, of, zoals een arts euthanasie toepast, naar iemand toe komen om hem de dood in te helpen.
Vink: “Mensen moeten niet op mij gaan leunen. Daarom probeer ik afstand te bewaren. Onze verhouding krijgt nooit een emotioneel karakter. Ik maak duidelijk dat ze van mij hun eigen beslissing mogen nemen, maar dat ze wel zuinig op zichzelf moeten zijn. Als ik het gevoel heb dat iemand nog wel wat meer mag doen om het leven op waarde te schatten, zeg ik dat ook. En mensen moeten hun besluit zorgvuldig nemen.
Ik wil niet betrokken raken in het proces van levensbeëindiging, want dan zit je er als een katalysator, en dat moet niet. Het moet niet zo zijn dat iemand zichzelf doodt omdat ik er ben. Als dat het geval is, zou ik er niet moeten zijn. Ik ben geen voorstander van zelfdoding. Maar ik zit er ook niet om de zelfdood te voorkomen, daarvoor zijn er voldoende andere instellingen. Mijn taak is om de beslissing waarvoor mensen staan, te verhelderen. Helderheid en zorgvuldigheid, tegenover zichzelf en tegenover de nabestaanden. Dat is mijn doel.”
En dan moet je de mensen die komen praten, een aantal vragen stellen. Vink: “Realiseren ze zich de betekenis van wat ze gaan doen? Ook voor hun omgeving? Een zelfdoding heeft grote impact op het leven van anderen. Je beschikt niet alleen over jezelf, je beïnvloedt ook diepgaand het leven van anderen. Zeker binnen een familie.
De omgeving vraagt zich af waarom ze de zelfdoder niet heeft kunnen tegenhouden. ‘Ben ik zo waardeloos?’ Partner en kinderen kunnen aan zichzelf gaan twijfelen, vrienden kunnen zich schuldig voelen. Voor al die aspecten mag de potentiële zelfdoder zijn ogen niet sluiten.”
Praten met de toekomstige nabestaanden is daarom essentieel, vindt Vink. “Het maakt veel uit of je van tevoren weet wat iemand bezielde, of dat je thuiskomt en iemand hangend aan een touw vindt.” Toch zijn er ook zelfdoders die hun naasten juist een dienst bewijzen door over hun daad te zwijgen. “Gelovigen willen het vaak voor hun omgeving verborgen houden. Met name mensen uit de bible belt willen graag dat hun zelfdood op een natuurlijke dood lijkt.”
Vink biedt de nabestaanden altijd nazorg aan als een van zijn cliënten zijn leven heeft beëindigd. Heel soms is Vink erbij, als iemand het hem nadrukkelijk vraagt. Sommige mensen zijn erg bang voor de eenzaamheid van het stervensproces. Want terwijl het spuitje dat bij euthanasie wordt gebruikt acuut werkt, valt de zelfdoder voordat hij overlijdt in een diepe slaap die enkele uren in beslag neemt.
Ook de counselor die aanwezig is als morele steun moet zorgvuldig te werk gaan. Want hij mag op geen enkele manier helpen. Iemand die in bed ligt en al zijn medicijnen op een rijtje heeft staan, maar zijn glas water net wat te ver heeft weggezet, mag hij het glas niet aanreiken.
Vink heeft nog nooit meegemaakt dat er makkelijk over levensbeëindiging wordt gedaan, zegt hij. “Wél is het zo dat mensen niet aarzelen als het moment daar is. Maar dan is die strijd al geleverd.”