Hulp bij zelfdoding / Ik hecht erg aan zelfbeschikking
Trouw 17 januari 2007
Emiel Hakkenes & Mariska Jansen
Filosoof en suïcideconsulent Ton Vink wordt vervolgd voor hulp bij zelfdoding. ,,Het leven is van de mens zelf, en niet van God. Iedereen mag over zijn eigen leven beschikken, maar wel helder en zorgvuldig.”
De dood van haar dochter Vivian, 9 mei 1992 is voor Mimi de Kleine (54) uit Amsterdam altijd een groot verdriet gebleven. Zo gaf zij op 9 mei 2001 een herdenkingsfeest, met vrienden en vriendinnen. Ook kampte ze met fysieke problemen die haar in de toekomst zouden kunnen belemmeren om haar werk nog te doen. En ze had veel verdriet om de wrede manier waarop mensen met dieren omgaan. Op woensdag 9 juni 2004 maakte De Kleine in het bijzijn van twee vriendinnen een eind aan haar leven. Daarvóór had ze haar huisdieren - zij zorgde voor zwerfdieren - met een spuitje van de dierenarts al op ‘de bus naar de hemel’ gezet. En op 27 april 2004 gaf ze een afscheidsfeest, waarbij iemand haar doopte met water uit een theepot. Na het feest bedankte De Kleine haar vrienden ten afscheid: ‘Zó geweldig, dat ik misschien wel zou willen blijven!?’
In de maanden voor haar dood had De Kleine intensief contact met filosoof en suïcideconsulent Ton Vink. Per brief gaf ze hem een opgave van de medicijnen die zij voor haar levensbeëindiging wilde gebruiken. Zij vroeg ze hem welke dosis van de medicijnen die ze in huis had dodelijk zou zijn. Vink gaf dat nauwkeurig aan op grond van beschikbare informatie. Zij wilde echter zelf een hogere dosis gebruiken omdat zij zekerder wilde zijn van een spoedig overlijden omdat zij haar lichaam ter beschikking van de wetenschap had gesteld. Hij schreef haar volgens afspraak terug: ,,Hierbij zie je dat ik doseringen heb genomen die beduidend hoger liggen dan de werkgroep (van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek naar Zorgvuldige Zelfdoding, WOZZ; red.) die zich hiermee bezighoudt, voorschrijft. Dit om je gevoel van zekerheid te vergroten.”
Omdat De Kleine geen natuurlijke dood was gestorven, werd de politie ingelicht. De twee vriendinnen werden afzonderlijk verhoord door ‘twee keurige rechercheurs’, vertelt Ton Vink (53) in zijn studeerkamer, thuis in Velp. Nee, de vriendinnen hadden geen actieve rol in De Kleine’s levensbeëindiging gespeeld, nog geen glaasje water aangereikt. Ook daarover had hij geïnformeerd. Wel was daar de correspondentie tussen De Kleine en Vink. Ze hadden samen besloten dat die gerust openbaar mocht worden, zoals De Kleine er ook mee instemde dat haar naam bekend zou worden. ,,Het lag in de rede dat de politie ook bij mij zou komen”, zegt Vink. ,,In mijn naïviteit vroeg ik nog: komt u naar mij of moet ik naar het bureau komen? Ik kon een afspraak maken om langs te komen. Van het verhoor hebben ze een net verslagje gemaakt, taalkundig ook in orde, dat vind ik wel belangrijk. Vervolgens hoorde ik een jaar niets, tot ik een brief kreeg: het Openbaar Ministerie ging over tot vervolging. ‘Nú nog?’, dacht ik.”
Vlak voor Kerst vorig jaar moest Vink voor de rechter verschijnen, op verdenking van overtreding van artikel 294 lid 2 (zie inzet) van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie eiste acht maanden cel waarvan vijf voorwaardelijk voor hulp bij zelfdoding. De uitspraak is aanstaande maandag.
Nee, zegt Vink, hij heeft zijn koffertje nog niet gepakt voor drie maanden cel. ,,Er is weinig reden om te denken dat de uitspraak dramatisch uit zal pakken.” Volgens Vink probeert het Openbaar Ministerie aan te sluiten bij eerdere veroordelingen. ,,Maar dan had de Officier van Justitie het beter anders kunnen aanpakken. Nu draagt mijn zaak weinig bij aan de ontwikkeling van jurisprudentie.” De rechters hadden zich daarentegen volgens Vink ‘uitstekend voorbereid’ op de zaak. ,,Met hen kon ik op niveau van gedachten wisselen.”
Belangrijker dan veroordeling of vrijspraak is volgens Vink de motivatie van het vonnis. ,,Het luistert allemaal nauw. Heb ik Mimi de Kleine – algemene – informatie verschaft, of een instructie? Het eerste mag, het tweede is strafbaar en doe ik ook nooit. Vermoedelijk volgt er hoger beroep, zodat alle partijen meer duidelijkheid krijgen. Maar dat ik op vrijspraak hoop zal niemand verbazen.”
Vink is ‘sinds een jaar zeven, acht’ suïcideconsulent, samenwerkend met o.a. Stichting De Einder, die zich richt op ‘begeleiding van mensen met een doodswens’. ,,De dood en het levenseinde horen bij het leven”, zegt hij. ,,Een filosoof thematiseert dat. De dood is de horizon van ons bestaan. Heidegger zei al: de mens is een ‘Sein zum Tode’. Wat we doen krijgt betekenis door onze sterfelijkheid.”
,,Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de maatschappelijke discussie over levensbeëindiging”, zegt Vink. ,,Zoiets groeit.” Daarbij laat hij zich bijvoorbeeld inspireren door het postuum verschenen essay Of Suicide (zie inzet) van de Schotse filosoof David Hume (1711-1776). Volgens Hume is er niets op zelfdoding tegen, omdat de mens zélf (en niet God) over zijn leven beschikt. Vink: ,,Ik hecht heel sterk aan zelfbeschikking. Dat niemand anders dan jijzelf uiteindelijk bepaalt wat goed voor je is.” Maar, zegt hij erbij, dat betekent niet dat je álles maar kunt maken. ,,Dan krijg je brokken in je omgeving. Daarom vind ik: als je over je eigen leven wilt beschikken moet je dat zo helder en zorgvuldig mogelijk doen – in de afweging en in de uitvoering.”
In die ‘afweging’ kan hij als filosoof een rol spelen, meent Vink. ,,Ik vind niet dat je je leven moet beëindigen. Maar als je het doet, moet je het zorgvuldig doen. Mijn taak is om alle mogelijke consequenties van de daad, ook voor de omgeving, helder te krijgen. Natuurlijk kan ik niemand dwingen om verwaterde familiecontacten weer eens aan te halen. Maar ik kan wel zeggen dat een zelfdoding mogelijk verdriet en grote schuldgevoelens kan veroorzaken bij die zus die je al zeven jaar niet gesproken hebt.”
Voor de ‘uitvoering’ drukt Vink zijn cliënten op het hart het vooral ‘netjes’ te houden. Hij haalt een boekje tevoorschijn van de WOZZ. Volgens de achterflap is ‘zorgvuldige zelfdoding’ een humane levensbeëindiging: ‘overlijden via een tussenfase van diepe slaap of coma, waarbij het lichaam ongeschonden blijft.’ ,,Daarover is goede informatie nodig”, zegt Vink. ,,Van genoeg paracetamol ga je misschien ook dood, maar dat wordt een nare dood.”
Hume is een uitgesproken voorstander van zelfbeschikking. Maar er zijn ook filosofen die zich daar expliciet tégen hebben uitgesproken. Kant, bijvoorbeeld, zei: ,,Zelfmoord is vaak slechts het gevolg van een bevlieging. Want dezelfde persoon die zich in de heftigheid van het affect de hals afsnijdt, laat hem even later weer geduldig dichtnaaien.''
Inderdaad, knikt Vink. ,,Maar de kracht van Hume vind ik de humor waarmee hij zijn ideeën bracht. Hume was atheïst, maar had christenen onder zijn vrienden. Die vroegen zich af hoe hij rustig kon sterven, zonder geloof in God en een leven na de dood. Dat onbegrip fascineert me. Hume ging niet tekeer tegen zijn vrienden, maar schreef met ironie over ze. Humor, dat mis ik in het huidige debat. We zijn tweehonderdvijftig jaar verder, maar ik heb nog dezelfde moeilijkheden als Hume in de achttiende eeuw.”
Is de ‘goede informatie’ die Vink zegt te verschaffen niet een extra stimulans voor zelfdoding? Nee, denkt hij. ,,Misschien geldt wel het omgekeerde, en gaat van mijn informatie een preventieve werking uit. Veel mensen zien nog maar even van levensbeëindiging af. Ze zijn gerustgesteld: áls ik het wil dan weet ik nu hoe het kan.”
De filosoof spreekt consequent van ‘levensbeëindiging’ en niet van ‘zelfmoord’. Dat is een levensbeschouwelijke kwestie, zegt hij. ,,Moord is het nemen van een leven dat jou niet toebehoort. Maar mijn leven behoort mij wel toe, dus kan ik mijzelf niet vermoorden. Maar ik gun iedereen het recht om te zeggen: ‘mijn leven behoort toe aan God, dat mag ik niet nemen’. Zoiets respecteer ik. Maar je moet dat niet opdringen: ‘Ik geloof dat mijn leven God toebehoort, dus mag jij niet over het jouwe beschikken’.”
Hij is evenwel nog nooit echt in conflict gekomen met tegenstanders van zijn praktijk. ,,Kritiek krijg je als je onzorgvuldig handelt. Daar heb ik geen herinnering aan.”
Iemand zorgvuldig begeleiden tot aan de zelfgekozen dood – wat doet dat met een mens? ,,Ik krijg wel eens een rouwkaart”, zegt Vink. ,,Of een telefoontje dat het komend weekend gaat gebeuren. Dat is op een bepaalde manier wel enerverend. En als het goed verlopen is ben ik wel blij. Nu ja, opgelucht. Ik bén natuurlijk niet verantwoordelijk, maar vóel het me wel. Mensen zetten zelf die stap, maar ik haal daar echt niet mijn schouders over op.” Soms is hij aanwezig op het moment van sterven. ,,Je mag morele steun geven. Er zitten, als mens voor een ander mens. Maar de innerlijke strijd is al gestreden. Wel voel ik me verplicht om nog een keer te vragen: weet je het écht zeker? Je moet erop wijzen, vind ik, dat uitstel nog mogelijk is. Als consulent moet je beslist geen katalysator worden.”
En wat als Vink wél veroordeeld wordt? ,,Dat zou echt een stap terug betekenen. De mogelijkheid om goede informatie te ontvangen wordt dan beperkter. En dan zullen we meer nare zelfdodingen krijgen. Terwijl de mensen die hun leven beëindigden na mij te hebben geconsulteerd vredig zijn gestorven. Geen getraumatiseerde treinmachinisten, geen geliefde die aan een touw hangt.”
Belangrijker dan de zaak tegen hem, zegt Vink nog maar eens, vindt hij de discussie over zelfdoding. ,,Mensen worden ouder, zijn langer zelfstandig. De vraag naar goede informatie over levensbeëindiging zal alleen maar toenemen. Daar maak ik mij sterk voor, binnen de grenzen van de wet. Ja, ook bij Mimi de Kleine ben ik binnen die grenzen gebleven. Ik denk dat ik dat staande kan houden. Je hoeft mij niet aan te duiden als T. V. uit V. Ik ben geen crimineel. Ik sta hiervoor en ben niet van plan ondergronds te gaan.”
BOX 1: Door welke ideeën laat Vink zich precies inspireren?
Als zelfmoord een misdaad is, dan zou dat volgens David Hume betekenen dat iemand die zijn leven beëindigt een plicht overtreedt. De ‘plicht tot leven’, wellicht, die we mogelijk hebben tegenover God, onze naaste of onszelf. Is dat zo? Hume zegt: stel dat de mens al zijn gaven van God heeft gekregen, dan is zo bezien elke handeling van de mens eigenlijk een handeling van God. Wanneer we dan zelfmoord plegen, is dit dus ook door God al voorzien en goedgekeurd. Want als wij niet meer leven gaat de wereld gewoon verder. We kunnen dus geen fundamentele veranderingen aanbrengen in de wereld die door God in gang gezet is. Bovendien, zegt Hume, als alleen God het ‘patent’ op leven heeft, dan zouden we ook niet aan ziekenzorg moeten doen, en heldenmoed zouden we niet moeten waarderen. Want op die manieren maken we maar inbreuk op de voorzienigheid – een vorm van blasfemie. Ook zijn we het volgens Hume de samenleving niet verschuldigd te blijven leven. We doen goed, omdat we ook de voordelen van de samenleving ontvangen. Maar wie daarop geen prijs meer stelt, en zich afzondert, staat niets in de weg zijn leven te beëindigen. Zelfdoding betekent geen overtreding van welke plicht dan ook, stelt Hume, reden waarom het geen misdaad is.
BOX 2: Hoe luidt de wet precies en zijn er eerdere vervolgingen voor hulp bij zelfdoding?
Zelfdoding is in Nederland niet strafbaar, maar hulp daarbij wél. Filosoof Ton Vink wordt ervan beschuldigd artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht te hebben overtreden. Dat luidt (lid 1): ‘Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie’. En (lid 2): ‘Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie’.
Vink wordt verweten dat hij Mimi de Kleine heeft geadviseerd over het gebruik en de werking van de medicijnen. Hij zou haar volgens het OM hebben voorzien van een op haar toegespitste instructie over hoe ze haar eigen ‘pil van Drion’ moest samenstellen en welke hogere doseringen geschikt waren om haar leven snel te beëindigen.
Ton Vink is niet de eerste consulent die justitie vervolgt. In 2005 werd consulent Willem Muns veroordeeld tot een jaar. Ook Jan Hilarius, een van de oprichters van De Einder kreeg die straf opgelegd. Hij ging daar tegen in beroep, zijn zaak ligt nu, 2007, bij de Hoge Raad.
In 2003 deed de rechtbank te Den Bosch uitspraak in de zaak tegen NVVE-psychologe M. Cornelisse. In zijn bewijsbeslissing – er volgde vrijspraak en het OM ging níet in beroep! – zegt de rechter: De verdachte heeft “informatie verschaft, onder meer betreffende aard, hoeveelheid, wijze van innemen en aanschaf van medicijnen die de zelfmoord konden verwezenlijken”, dit onder verwijzing naar “het bestaan en de inhoud van het zogenoemde Schotse Boekje”. Vrijwel exact wat ook Vink heeft gedaan.
Volgens strafrechtdeskundige Klaas Rozemond van de Vrije Universiteit is er een verschil tussen hulp bij zelfdoding en euthanasie. In dat laatste geval berooft de ene persoon de ander op diens uitdrukkelijk verlangen van het leven. Dat kan bijvoorbeeld een arts zijn die iemand een injectie toedient. Binnen bepaalde grenzen is euthanasie voor artsen toegestaan. Omdat Vink geen arts is, valt hij niet onder de euthanasiewet en is er in zijn zaak sprake van hulp bij zelfdoding. ,,Een boek publiceren over manieren om zelfmoord te plegen, dat mag”, zegt Rozemond. ,,Algemene adviezen zijn toegestaan, maar concrete aanwijzingen niet. Die worden beschouwd als hulp, net als bijvoorbeeld iemand helpen om een plastic zak over het hoofd te trekken.” De zaak-Vink klinkt volgens Rozemond als ‘heel specifieke hulp’. Dat mag niet.”
Voor reacties in Trouw:
www.trouw.nl/achtergrond/deverdieping/article1434908.ece