’Zelfdoding is bewijs van vrije wil’
© FOTO WERRY CRONE

DOSSIER
De dood van de vrije wil
In een serie onderzoekt Trouw de gevolgen van de door neurologen veronderstelde dood van de vrije wil.
Ton Vink, filosoof en suïcideconsulent, werd vervolgd omdat hij mensen hielp die dood wilden. Zelfmoordconsulent, het is vooralsnog geen erkend beroep. Filosoof Ton Vink houdt persoonlijk ook niet van dat woord waarmee hij in de media wel eens is aangeduid, want met zelfmoord heeft zijn werk in zijn ogen niets te maken – wel met zorgvuldige zelfdoding. Het verschil zit hem volgens Vink in de mate van wilsvrijheid.
Ton Vink (57): „Wanneer iemand in pure paniek voor de trein springt, is er waarschijnlijk geen sprake van wilsvrijheid. De waan, drang of compulsie is dan zo sterk dat iemand niet meer weet wat hij doet. Je zou zelfs kunnen zeggen: iemand die zelfmoord pleegt, is zichzelf niet. Die is zichzelf kwijt. Het andere uiterste is iemand die bewust zijn leven beëindigt, na een zorgvuldige afweging, vaak in aanwezigheid van familie en vrienden. Dat is een wereld van verschil.”
Mensen benaderen Vink via de in 1995 opgerichte humanistische stichting De Einder, die hulp biedt ’bij een zelf te kiezen levenseinde’. Een omstreden vorm van bijstand, die Vink al eens in de beklaagdenbank deed belanden (zie kader).
Als iemand in alle rust en nuchterheid besluit niet verder te leven, kan dat volgens Vink een keuze zijn uit vrije wil. „Al zijn er natuurlijk altijd omstandigheden die onze keuzevrijheid beperken: determinerende factoren. Iemand heeft bijvoorbeeld een progressieve spierziekte en komt tot zo’n besluit met de toekomst in gedachten, een onvrije toekomst die onafwendbaar is geworden.
„Culturele, psychische en fysieke omstandigheden zijn zeer bepalend voor wat we doen, maar uiteindelijk komt het toch aan op de houding die wij zelf aannemen tegenover deze factoren. Ik heb te maken met mensen die er in bepaalde omstandigheden voor kiezen om hun leven te beëindigen. Maar ik heb ook te maken met mensen die er in vergelijkbare omstandigheden voor kiezen om hun leven niet te beëindigen.”
Maar daarvoor komen ze niet bij u.
„Toch wel. Van de ongeveer driehonderd mensen die per jaar een van de tien counselors van stichting De Einder raadplegen, gaan uiteindelijk ongeveer dertig mensen daadwerkelijk over tot het beëindigen van hun leven – overigens een redelijk stabiel aantal. Dertig individuen, bepaald niet niks, maar wel een kleine minderheid.
„Ik zou niemand aanraden om tot suïcide over te gaan. Wij richten ons sterk op het helder krijgen van de betekenis van het besluit, zowel voor de persoon zelf als voor zijn of haar naasten, met wie hij of zij nu eenmaal in verbondenheid leeft. En meestal is de uitkomst dan dus uitstel of afstel. Preventie is niet ons doel, maar wel vaak het resultaat. Preventie door non-preventie.”
Wat als iemand zegt: ’Mijn besluit staat al vast, ik kom enkel voor de technische details’?
„Dan zeggen wij: ’Goed, u kunt een afspraak maken.’ Daar stellen we vooraf geen voorwaarden aan. Ook onze boeken en brochures zijn voor iedereen beschikbaar. Daar staat veel in, ook hoe het moet. Maar als zo iemand langskomt, zal hij of zij vanzelf minstens een uur gaan vertellen over de achtergrond van de vraag. Ik heb nog nooit anders meegemaakt. Omdat het voor die persoon nogal wezenlijk is. En omdat iemand die de stap weloverwogen zet, niet alleen wil dat het lukt, maar ook dat met alle eventualiteiten rekening is gehouden. Zelfdoding is een van de belangrijkste stappen die je kunt zetten. Als het goed gaat, is het vrij onherroepelijk.”
Wat is er voor nodig om zo’n stap te zetten?
„Een zeker karakter. De mensen met wie ik te maken heb gehad, stonden tamelijk robuust in het leven. Dat betekent overigens niet dat ze allemaal universitair geschoold waren. Er zaten eenvoudige mensen tussen. Mensen die stuk voor stuk zeiden: ik heb het recht om dit te bepalen. Mensen die moesten opboksen tegen een aantal sterk determinerende factoren – ziektes, depressies, grote verliezen. Het is niet makkelijk om in zo’n speelveld dat besluit te nemen. Zo’n sterk karakter is denk ik ook een signaal van een sterke vrije wil.”
Is een vrije wil voorbehouden aan mensen met een sterk karakter?
„Nee. Maar dat karakter kan mensen wel in staat stellen om een dermate zware beslissing te nemen. De één zal zich makkelijker verzoenen met een bepaalde situatie. De ander zal het heft in eigen hand willen nemen en vanuit een eigen visie handelen. Maar dan nog: je kunt wel willen, maar de werkelijkheid is soms sterker dan wij zijn.”
Onze wil heeft – anders dan sommige neurologen beweren – volgens u wel iets in te brengen?
„Ik word regelmatig geconfronteerd met indrukwekkende vastberadenheid met betrekking tot de afweging, het besluit en de uitvoering. Dan nog zou de neurowetenschapper in staat zijn om te zeggen: hier komt geen wil aan te pas, want de handeling van de levensbeëindiging is als elke handeling al bepaald voordat de wil er achteraan begint te sukkelen. Ik moet zeggen dat ik van deze wijsheid niet erg onder de indruk ben.”
Daarvoor hebt u de vrije wil te vaak gezien.
„Precies. Ik heb gezien hoe mensen een bijkans onmogelijk besluit nemen en dat vervolgens volledig wilsbekwaam ten uitvoer brengen. Als het mogelijk zou zijn om het bestaan van de vrije wil te bewijzen, dan is het op dit terrein. Helder afgewogen en zorgvuldig uitgevoerde zelfdoding zou kunnen gelden als het ultieme bewijs van het bestaan van de vrije wil.”
Of het ultieme bewijs van onvrijheid.
„Dat is de scherpte ervan. Je maakt uit vrije wil een eind aan je vrijheid. Dat maakt het zo belangrijk dat er steeds een zorgvuldige besluitvorming plaatsvindt. Het is ongeveer zoals met onze democratie: we houden de democratie in stand, terwijl we hem langs democratische weg zouden kunnen opheffen. Alleen resteert na de opgeheven democratie een dictatuur en dat is een belangrijk verschil.”
Hebben burgers daarvoor ook in maatschappelijke zin genoeg vrijheid?
„Nog steeds is het zo dat zelfbeschikking als iets griezeligs wordt beschouwd. Niet voor niets is ook euthanasie strafbaar, tenzij de arts voldoet aan bepaalde uitzonderingsgronden.
„Ik zeg niet dat dit moet veranderen. Maar ik vind het wel eigenaardig dat de arts in de euthanasiepraktijk de hoofdrolspeler is, in plaats van de patiënt. Waarom moet de patiënt niet alles wat hij zelf kán doen, ook zelf doen – tot en met het opendraaien van het kraantje van het infuus? Het is tenslotte zijn eigen leven dat hij beëindigd wil zien. Dat zou ook de arts ten goede komen.”
„Een ander pijnpunt is dat zelfdoding als een niet-natuurlijke dood nog steeds ten onrechte gecriminaliseerd wordt. Dat is een enorme belasting voor de nabestaanden, die daarna verder moeten. In mijn ogen is justitie daar onvoldoende van doordrongen. Het komt wel eens voor dat een onzekere officier van justitie zes politiewagens laat aanrukken om te komen inspecteren wat er voor vreselijks gebeurd is. Dat zou niet moeten mogen. Als men al agenten wil sturen, dan bescheiden en in burger. Ook de zelfgekozen dood is een privékwestie.”
U pleit niet voor het opheffen van het verbod op hulp bij zelfdoding?
„In principe had het nooit in het wetboek moeten komen in de negentiende eeuw, toen zelfbeschikking nog bijna algemeen als iets duivels werd beschouwd. Maar het zou een ongewenste symboolfunctie kunnen hebben om het nu te schrappen. Ik zie De Telegraaf al koppen: ’Overheid: Maak er maar een eind aan, burgers!’ Ik zou eerder pleiten voor een vorm van gedogen. Laat het wetsartikel een zachte dood sterven.”
KADER:
De wet verbiedt hulp bij zelfdoding als die verder gaat dan het voeren van gesprekken, het verstrekken van algemene informatie en het verlenen van morele steun (artikel 294). Er mag niet ’sturend’ of ’regisserend’ worden opgetreden. Vink en De Einder omschrijven hun werk dan ook als ’non-directieve counseling’.
Eind 2005 stelde het Openbaar Ministerie vervolging in tegen Vink. Hij had onder meer schriftelijk adviezen gegeven over een dodelijke hoeveelheid medicijnen aan de 54-jarige Amsterdamse Mimi de Kleine, die in 2004 in het bijzijn van twee vriendinnen uit het leven stapte. In de aanloop naar die gebeurtenis had Vink intensief contact met haar gehad. Vooral het feit dat hij met haar had gesproken over haar voornemen de dosis medicijnen te vergroten, met het oog op de door haar verlangde snelle en zekere dood, vond de openbaar aanklager een teken van ’sturen’ of ’regisseren’.
Begin 2007 werd Vink vrijgesproken. De rechtbank achtte niet bewezen dat er sprake was geweest van ongeoorloofde sturing. Vink had het vonnis naar eigen zeggen steeds met vertrouwen tegemoet gezien, maar toch waren het ’tamelijk enerverende dagen’ geweest. „Zoiets moet je niet te vaak om handen hebben.”