Bertrand Russell (1872-1970)


Bertrand Russell staat in de traditie van grote Britse filosofen als David Hume (1711–1776) en J. S. Mill (1806–1873), waarover we eerder hebben bericht. Waardering voor autonomie en zelfbeschikking van het menselijk individu neemt in hun denken een grote plaats in, zonder dat zij de ogen sluiten voor de beperkingen die nu eenmaal inherent zijn aan de menselijke conditie.

In zijn essay
A Free Man’s Worship schrijft Russell onder meer: “Voor ieder mens komt, vroeg of laat, een duidelijk moment van afstand doen. Voor wie jong is, lijkt niets onbereikbaar; iets goeds dat met volledige en hartstochtelijke inzet van de wil wordt nagestreefd en toch onbereikbaar blijft, lijkt dan nog iets onmogelijks. Maar, door dood, ziekte, armoe of de roepstem van de plicht zullen we allemaal ooit moeten leren dat de wereld niet op ons is ingericht en dat sommige zaken, hoezeer ook door ons begeerd en nagestreefd, door het lot buiten ons bereik worden geplaatst. Het komt dan aan op de moed om, wanneer tegenspoed of ongeluk ons treft, zonder morren de teleurstelling van onze verwachtingen te dragen en ons niet over te geven aan zinloze gevoelens van spijt.”

Russell werkte als filosoof, schrijver, publicist en politiek activist. Zijn denken wordt gekenmerkt door vertrouwen op het redelijk denken, de ontwikkeling der wetenschappen en, toch ook, gevoel voor humor en relativering. Het is een
rationalisme met een sterk humanistische inslag. Hij verrichtte zeer belangrijk technisch-filosofisch werk op het gebied van de ontwikkeling van de mathematische logica, de taalfilosofie en de kennistheorie.
We kunnen Russells humanisme goed karakteriseren met enkele titels van zijn vele boeken en artikelen (hij publiceerde er honderden) op algemeen filosofisch terrein: “Ethiek en politiek in de menselijke samenleving”; “De menselijke kennis; haar omvang en beperkingen”; “Individu en autoriteit”; “Wegen naar de vrijheid”; “Waarom ik geen christen ben”.

Met zijn opvattingen en soms radicale standpunten maakte Russell zich niet bij iedereen even populair, al was ook zeer veel waardering zijn deel. De helft van zijn 46
e jaar bracht hij in de gevangenis door wegens ‘pacifistische agitatie’. In Amerika werd hij later door de rechter ongeschikt gevonden voor het onderricht aan de universitaire jeugd, als een 20e eeuwse Socrates, en nog op 89-jarige leeftijd moest hij een week het gevang in vanwege zijn protesten tegen de nucleaire bewapening.