Boekbespreking
“De Horror of Holland”
Bespreking van:
Griffiths, John; Weyers, Heleen; Adams, Maurice, Euthanasia and law in Europe. Oxford/Portland, Oregon: Hart Publishing, 2008, 595 pp. €94,-
Dat de Amerikaanse vertegenwoordiger van de uitgever domicilie houdt in de Amerikaanse staat Oregon, is geen toeval. Sinds 1997 is in die staat physician-assisted suicide (PAS) onder voorwaarden toegestaan. Sindsdien lijkt het soms oorlog. November 2008 blijken de bewoners van de staat Washington in meerderheid voor het model-Oregon te kiezen, al spreekt men daar liefst van aid in dying om het begrip PAS (laat staan euthanasie), te vermijden; wetgeving wordt verwacht. En in de staat Montana deed in december 2008 judge Dorothy McCarter van zich spreken met een uitspraak die werd samengevat als “Man Has Right to Assisted Suicide”. Omdat het vermoeden bestaat dat Canada als volgende staat zal vallen werd ik benaderd door een journaliste voor Harper Review: Nederland is toch de plek waar dit allemaal bedacht is. Hier komt het vandaan, euthanasie en (P)AS, de Horror of Holland, die zich maar blijft verspreiden.
De hier besproken publicatie, Euthanasia and Law in Europe, is een vervolg op Euthanasia and Law in the Netherlands (1998) en biedt, ook voor niet-Nederlanders, een gedegen overzicht van de stand van zaken in de (meeste) Europese landen. Amerika volgt wellicht later. (Het is jammer dat een hoofdstuk over Duitsland ontbreekt). Lezing van het boek zou de Amerikanen duidelijk moeten maken dat er, juist in de landen waar tamelijk uitputtend over deze thematiek is gediscussieerd, weinig aanleiding is om te spreken in termen van horror. En wat die thematiek betreft: die is veel ruimer dan alleen euthanasie en (P)AS, maar omvat het totaal van Medical Behaviour that Potentially Shortens Life (MBPSL). Strikt genomen moet, net als de P bij PAS, de M bij MBPSL ook soms tussen haakjes geplaatst kunnen worden. Niet alleen Nederland kent het verschijnsel van niet-medische hulp bij zelfdoding, in Zwitserland is het, zoals bekend, de vorm waarin de thematiek zich het meest prominent manifesteert. De spraakmakende film The Suicide Tourist die in Engeland regering en Lagerhuis in beroering bracht, maakte dat onlangs andermaal duidelijk.
In het boek gaat de meeste aandacht uit naar Nederland, het ijkpunt, en vervolgens naar België (de ontwikkelingen in Luxemburg kwamen net te laat), de twee (nu drie) Europese landen met een ‘euthanasie-wet’. Vervolgens zijn er auteurs benaderd voor een korte bespreking van de stand van zaken wat betreft MBPSL in hun eigen land: Engeland en Wales, Frankrijk, Italië, Scandinavië, Spanje, Zwitserland. En dat maakt uiteraard interessante vergelijkingen mogelijk.
Nederland
Na de Inleiding bespreken de eerste 255 pagina’s tamelijk uitputtend het geheel van het MBPSL in Nederland. Dat wordt (net als in de bespreking van België) voorafgegaan door een bespreking van het stelsel van de Nederlandse gezondheidszorg en recente ontwikkelingen op juridisch gebied. Daarbij passeren het weigeren van behandeling, stoppen van behandeling, pijnbestrijding, palliatieve sedatie, terminale sedatie, stervenshulp, levensbeëindiging zónder verzoek, diverse wilsverklaringen, toetsingscommissies, meldingspercentages, enzovoort, de revue. Natuurlijk gaat de meeste aandacht uit naar onze Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en Hulp bij Zelfdoding (WTL). Want euthanasie en hulp bij zelfdoding is, zeker in buitenlandse ogen, waar het allemaal om gaat. Dat gebeurt met veel cijfers en statistieken, zorgvuldig definiëren en veel oog voor detail. En misschien met voor buitenlanders soms ontnuchterende mededelingen als: “Perhaps surprisingly, the value of patient self-determination was not prominent in the Government’s arguments for the bill. The word self-determination (zelfbeschikking) does not appear in the Preamble.”(33, maar ook 49, 93, 219). En: “A consequence of this is that the patient, even when his case meets all of the legal requirements, has no ‘right’ to euthanasia…”(107). (En dat geldt ook hulp bij zelfdoding.) Vergelijk dat eens met de uitspraak van de Amerikaanse rechter uit Montana.
Op enkele plaatsen (106/7, 153, 178) bespreken de auteurs de opvallende voorkeur van artsen voor euthanasie (d.w.z. ‘aan de naald’) vergeleken met hulp bij zelfdoding. Die verhouding is 1 op 10, soms zakkend naar 1 op 20. Het verband tussen de schaarste van PAS en het ontbreken van zelfbeschikking wordt m.i. door de auteurs onvoldoende gelegd. In hun verklaring leunen zij meer op de andere kant van de medaille: “Perhaps doctors find it natural, once they have taken a decision that is conceived of as uniquely theirs, that they should carry it out themselves.”(179). Al in hun Inleiding constateerden de auteurs een gevolg van de legalisering van euthanasie, nl: “increasing juridification of the doctor-patient relationship”.(7) Daar voegen zij later aan toe dat “the commitment of the Dutch to the ‘medical model’ of assisted dying has if anything hardened.”(144)
De auteurs bespreken het verschijnsel ‘auto-euthanasie’ en het onderzoek van Boudewijn Chabot naar de frequentie daarvan. Over de methode waarbij van een medicijncombinatie gebruik wordt gemaakt zeggen zij dat de dood werd veroorzaakt door “the use of sleeping pills”(182-84). Dat is onjuist, want die slaapmedicatie is ‘slechts’ een noodzakelijke begeleiding van de dodelijke medicatie. Zij constateren overigens terecht dat er hier vermoedelijke sprake is van een tamelijk omvangrijke overtreding van de wet (art. 294 Sr), doordat een derde persoon op strafbare wijze behulpzaam is geweest bij de levensbeëindiging.
België
Bij de bespreking van de Nederlandse situatie ontbreekt een (kritische) bespreking van de aanwezigheid van het voor de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding verantwoordelijke art. 294 in ons Wetboek van Strafrecht. Wanneer de auteurs de Belgische situatie bespreken, wijzen zij wél op de curieuze situatie rondom deze hulp bij zelfdoding: “On the face of it, such assistance was not illegal since suicide itself is not illegal (…)”. (275, zie ook 304) De Belgische euthanasiewet refereert dan ook niet expliciet aan hulp bij zelfdoding. Wanneer in dat verband gezegd wordt “It is generally accepted that the differences between euthanasia on the one hand and assisted suicide on the other, are ethically and legally minimal” (310), dan plaats ik daar een vraagteken bij. Euthanasie betekent dat de ene mens het leven van een ander mens op diens verzoek beëindigt; bij zelfdoding beëindigt iemand zijn eigen leven – eerder het feit dat daar een mate van hulp bij nodig is, lijkt mij ‘ethically and legally’ misschien niet onbelangrijk maar wel ondergeschikt.
Ook de Belgische situatie wordt met veel oog voor detail besproken. Er is aandacht voor het hoge niveau van de palliatieve zorg. Wat het ontstaan van de Belgische euthanasiewet betreft wijzen de auteurs erop dat het feit dat voor het eerst de Christen Democraten niet in de regering zaten, een belangrijke rol heeft gespeeld. Soms zodanig dat men wel haast leek te hebben. Zelfs de taalstrijd verdween naar de achtergrond, al is het opvallend dat het schema op p. 285 laat zien dat het voorstel dat de basis voor de wet zou vormen als enige van de zes een “Dutch and French speaking” politieke basis had. Het blijft België! Hoe dan ook: “Tot grote verwondering van zowel tegenstanders als voorstanders werd het wetsvoorstel (…) in 2002 door de paars-groene meerderheid tot Belgische euthanasiewet gestemd.”
Uiteraard speelde de Nederlandse situatie op de achtergrond een grote rol en er zijn talloze overeenkomsten. Maar er zijn ook opvallende verschillen: De Belgen zelf discussieerden hier tamelijk kort over; vandaar die verwondering (275). Zelfbeschikking lijkt een iets grotere rol te spelen (318, 323). Er is géén rol voor ‘klaar met leven’ (318). Er is sprake van een ondergeschikte rol van artsenorganisaties en Openbaar Ministerie en rechters bij de totstandkoming van de wet (293, 329). Het zicht op de praktijk is nog tamelijk obscuur maar verbetert.
Europa
De vergelijking met de overige besproken landen intrigeert en is verhelderend. Een paar opvallende zaken: Frankrijk kent een bijna stuitend medisch en juridisch paternalisme (380-85). Op neonatologisch terrein bijvoorbeeld: “Parents are as a rule entirely excluded. No meetings between parents and the health care team are held. Even information concerning the long-term outcome of their baby is kept hidden from them, for the sake of their ‘psychological protection’, as a senior doctor put it. Parents are never informed of the fact that their child died as a result of a decision by its doctors.”(392) Dat er in Italië veel onder het tapijt verdwijnt verbaast niet. Ondanks de strenge verbodsbepalingen vonnissen de rechters in de particuliere sfeer echter zo mild mogelijk (416). Opvallend is verder het Scandinavische conservatisme met als gevolg, bijvoorbeeld, “that over-treatment at the end of life is a significant problem in Norway.”(437) Spanje doet daar weinig voor onder, al lijkt er daar een verandering in de richting van assisted-suicide plaats te vinden (444, 452). Bijvoorbeeld het verfilmde verhaal van Ramon Sampedro in ‘Mar Adentro’ heeft daaraan bijgedragen. Dat in Spanje noch Italië de katholieke kerk voorop loopt bij deze verandering, zal niemand verbazen. En wat Zwitserland betreft: “The only point on which Switserland is substantially different from any other European country is how the Swiss deal with assistance in suicide involving right-to-die societies. The role of these societies is important in this regard, and assistance in suicide in Switserland is seen as an issue of human rights rather than as a health care issue.”(463) Waarvan akte!
Vergelijking en reflectie
Het boek (goed verzorgd uitgegeven) is een gedegen beschrijving van de huidige situatie in Europa wat betreft het MBPSL. Het hoort op veel niveaus gelezen te worden, inclusief het Vaticaanse. De auteurs sluiten af met een Europese vergelijking waaruit opnieuw de juridisering en medicalisering van de besluiten rond het levenseinde blijkt, gevolgd door een interessante en heldere weerlegging van het ‘hellend vlak’ in Slithering Up the Slippery Slope. En onze huidige regering wil het vast niet weten, maar: “That the Dutch took the lead could be predicted…”, aldus de slotpagina. Een kwestie van VOC-mentaliteit… toch?