OVER HET VERKRIJGEN VAN MEDICIJNEN

In de bijdrage op deze site “Hulp bij zelfdoding: wat mag wel, wat mag niet” leest u onder meer dat het verschaffen van middelen behoort tot de strafbare hulp bij zelfdoding.
Het verstrekken van informatie – ook over middelen en hun verkrijgbaarheid –, is dat niet; dat leest u eveneens. Dergelijke informatie draagt immers niet het karakter van een instructie en betekent evenmin het voeren van de regie of het overnemen van het initiatief bij de uitvoering.

Betrouwbare informatie over geschikte middelen – inclusief alle
ins en outs die daar bij horen maar die ik hier uiteraard niet ga herhalen – is beschikbaar. Ik volsta met te verwijzen naar het recent verschenen Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand (Chabot/Braam, 2010). Inleidende informatie vindt u verder in de bekende brochure van Stichting de Einder Een waardig levenseinde onder eigen regie (2010).
Informatie over de feitelijke gang van zaken, de praktijk, bij een dergelijke levensbeëindiging onder eigen regie is inmiddels ook ruimschoots beschikbaar. Daarvoor verwijs ik naar mijn eigen publicaties van de afgelopen jaren, meest recent
Zelf over het levenseinde beschikken. De praktijk bekeken (2009) dat vrijwel geheel aan casuïstiek is gewijd.

Bij dat alles blijft een prangende vraag steeds: hoe kom ik aan mijn medicijnen? Dat is van belang wanneer u na een heldere afweging wilt overgaan tot een zorgvuldige uitvoering van uw besluit. Het is ook van belang wanneer u geruststelling zoekt door het bezit van de nodige medicijnen.
Hierover kunt u informatie verkrijgen na het maken van een afspraak met een van de counselors die samenwerken met Stichting de Einder. De kortste samenvatting die ik van dit proces kan geven – en al vaak genoeg gegeven héb – luidt: “de aanhouder wint”. Maar bij de helderheid en zorgvuldigheid van het proces waaraan u begonnen bent, hoort zeker óók dat u uzelf de tijd gunt.

Ik kom hierop omdat in het tijdschrift van de NVVE (
Relevant, 2010, 2, p. 9) in een interview met de heer Bob van Dam te lezen valt dat deze na een eerste mislukte “poging” tot levensbeëindiging in 2004, contact zocht met de Einder: “Daarna schakelde Bob Stichting de Einder in. Het was een teleurstelling: pillen bestellen via internet bleek veel ingewikkelder dan hem was gezegd.” Tja. Ik neem aan dat met “Stichting De Einder” een counselor bedoeld wordt. Die zal zijn cliënt ongetwijfeld geïnformeerd hebben over de diverse mogelijkheden. En ja, de een heeft de benodigde middelen in 3 tot 6 weken in huis en de ander in 3 tot 6 maanden. Gezien de activiteiten die de geïnterviewde volgens het verhaal nog allemaal verricht heeft, zie ik geen reden waarom hij niet aan de benodigde middelen had kunnen komen. Zoals ik het kort samenvatte: “de aanhouder wint”.

Het interview neemt – althans in mijn ogen – een treurige wending wanneer de interviewster vermeldt: “Zijn laatste poging dateert uit 2008. ‘Ik deed het volgens het Schotse boekje’, zegt Bob. Hij nam pillen en deed een plastic zak over zijn hoofd, maar hij werd gevonden door personeel van het zorgcentrum waar hij op dat moment tijdelijk woonde.” Het Schotse boekje werd tot voor kort door de NVVE aan leden ter beschikking gesteld en bevat een uitgebreide beschrijving van de zgn. “plastic zak methode” als een weg waarlangs men zelf het leven zou kunnen beëindigen.
Wie de film “Ongeneeslijk Oud” (door Margot Donkervoort) heeft gezien, met daarin een toch wel indrukwekkend portret van de 93-jarige Ans Nieuwenburg weet dat ook deze oude vrouw met oprecht verdriet constateerde dat zij voor haar levensbeëindiging was aangewezen op zo’n plastic zak. Het is een wrang moment in de film en ook deze levensbeëindiging speelt zich af in 2008.

Nu verscheen vijf jaar daarvóór, in 2003 dus, de eerste versie van wat later in 2010 het veel uitgebreidere boek
Uitweg zou worden. In die uitgave van 2003 wordt reeds gewezen op de risico’s van de plastic zak methode én op de overbodigheid ervan, bij gebruikmaking van geschikte middelen die, ik herhaal, met enige moeite en volharding verkrijgbaar zijn. Het is dan ook geen toeval dat wat mijn eigen praktijk betreft het enige geval waarbij een cliënt deze plastic zak methode volgde, stamt uit 2002 (zie mijn in 2003 verschenen Denken over dood. Opvattingen en keuzes, pp. 107-110 voor een verslag).
Het verschijnen van de informatie in 2003 was voor De Einder en de daarmee samenwerkende counselors aanleiding om de risico’s en overbodigheid van de plastic zak methode expliciet in de gespreksvoering en informatieverstrekking op te nemen: het risico op mislukking staat immers haaks op de beoogde
zorgvuldigheid en achter de waardigheid van de methode kan ook een vraagteken worden geplaatst. De keuze voor een methode blijft overigens onverminderd de verantwoording van de cliënt; voor de informatieverstrekking ligt dat anders.

Dat in het interview in
Relevant valt te lezen dat ook Bob nog in 2008 met deze plastic zak methode een poging deed zijn leven te beëindigen stemt dus nogal treurig. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de NVVE een duidelijke waarschuwing doet uitgaan wat deze methode betreft, speciaal gericht aan de ongetwijfeld vele leden die in het verleden het Schotse boekje via de NVVE hebben aangeschaft en wellicht nog altijd, net als Bob, in de veronderstelling verkeren een aanvaardbare methode tot een humane zelfgekozen dood binnen handbereik te hebben. Zo’n waarschuwing had in dit interview niet misstaan.

Ten slotte: het is niet voor niets dat ik mijn gesprekken met een cliënt altijd afrond met de mededeling dat het verstandig is om, mocht hij/zij ooit feitelijk besluiten tot levensbeëindiging, tenminste nog éénmaal contact met een counselor op te nemen om kort te sluiten of er niet nieuwe vitale informatie beschikbaar is gekomen. Voor veel cliënten is het bezit van de geschikte medicijncombinatie een voldoende geruststelling om nog jaren verder te leven. Zo’n laatste contact is dan zeker op z’n plaats. Het gaat immers om een van de belangrijkste besluiten die je kunt nemen.
(23-05-2010)